SDGNederland wil in 2050 een volledig circulaire economie zijn. De beheerder - ‘grootgrondstofbezitter’ bij uitstek - speelt hierin een cruciale rol. Samen met de vervangingsopgave die op ons afkomt, heeft het beheer van de openbare ruimte de potentie om een enorme circulaire slag te slaan. Maar dan moeten we wel nú aan de slag.

Dit artikel verscheen in Stadswerk. Tekst: Mark van den Kieboom, Antea Group

Circulaire economie

Een volledig circulaire economie in 2050; over tien jaar moeten wij al op de helft zijn. De ambities die ons land zich heeft gesteld, liegen er niet om. En hoewel wij het globaal gezien behoorlijk doen, is er nog een enorme weg te gaan. Zeker wanneer je bedenkt dat Nederland volgens het Circularity Gap Report in 2020 qua circulariteit nog niet eens op een kwart zat (24,5 procent). Kortom, er moet nog veel gebeuren om slimmer en zuiniger met grondstoffen, producten en diensten om te gaan.

De circulaire potentie binnen beheer

Laten we eerst inzoomen op circulariteit. Wat bedoelen wij daarmee? Grofweg onderscheidt het Rijksbrede programma Nederland Circulair drie sporen. Het eerste is dat bestaande productieprocessen efficiënter gebruikmaken van grondstoffen. Het tweede is dat nieuwe grondstoffen, als we die nodig hebben, zoveel mogelijk duurzaam geproduceerd worden en hernieuwbaar zijn. Ten derde: het circulair ontwikkelen en ontwerpen van nieuwe productiemethodes en producten.

Met dit in het achterhoofd ligt er een schone taak voor de beheerder, die in alle drie sporen bijdraagt. Verhardingen, straatmeubilair, riolering, verlichting, groenvoorzieningen: in de openbare ruimte gaan enorme volumes materiaal en dus grondstoffen om. Ik gebruik graag het tastbare voorbeeld van het aantal stoeptegels van 30 bij 30 centimeter dat een middelgrote gemeente in beheer heeft: meer dan honderd voetbalvelden. Op jaarbasis worden zes tot acht van deze velden vervangen. Kortom, via het beheer kunnen wij enorme stappen zetten om circulaire ambities waar te maken.

Beheren is vooruitzien

Zover zijn wij nog niet. Circulariteit binnen het beheerdomein staat in de kinderschoenen. Ja, veel gemeenten hebben een grondstoffenplan, maar in 95 procent van de gevallen gaat zo’n plan over het restafval van inwoners, niet over de eigen materialen. Zonde. En ja, ik zie circulaire pilots langskomen. Van klinkers die worden hergebruikt, straatmeubilair dat van gerooide bomen wordt gemaakt tot bermmaaisel voor de productie van bouwmateriaal. Initiatieven die vaak zijn opgezet door circulair gemotiveerde beheerders en ondernemers met een groen hart. Maar... alleen enthousiasme is onvoldoende. We moeten opschalen om impact te maken en doelen te halen.

Natuurlijk, we hebben nog 28 jaar om die doelen te behalen. En de gemeente staat al voor enorme opgaven. Maar... we zouden al volop bezig moeten zijn. Zeker nu de vervangingsopgave zich aandient. Neem riolering en straten die op de schop gaan. Allemaal berekend op een levensduur van ruim vijftig jaar. De materialen die nu de grond ingaan, komen ergens na 2060 weer vrij. Beheren is vooruitzien.

Denk daarom na wat je koopt en gebruikt en wat je er later mee kan. Daar zijn beheerorganisaties nog zeer beperkt mee bezig. De focus en het geld zitten vooral bij energietransitie, C02-reductie en klimaatadaptie. Circulariteit heeft weinig prioriteit, want de effecten zijn niet direct zichtbaar en niet lokaal merkbaar. Zonnepanelen en waterbuffers wel. Een gemiste kans. Immers, door circulair te werken en te denken kun je juist enorm bijdragen aan C02-reductie en verduurzaming.

Lees hier het hele artikel dat verscheen in Stadswerk