Onder druk wordt alles vloeibaar. Dat spreekwoord gaat maar weer eens op nu grote transformaties vastlopen op een gebrek aan professionals, die goed thuis zijn in hoe ruimtelijke planprocessen werken. Op meerdere overheidsniveaus en bij netbeheerders dringt het besef door dat integratie van beleid met het oog op ruimtelijke inpassing onontbeerlijk is. Daar heb je ruimtelijk denkers voor nodig, RO-ers dus.

Het tekort aan RO-professionals doet zich gelden bij woningbouw- en klimaatadaptieve plannen, bij gebiedsontwikkelingen in het algemeen, maar is het meest nijpend bij de inpassing van nieuwe energie-infrastructuur. Vandaar het eerste provinciale Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie & Klimaat (pMIEK), dat vorige maand is gepresenteerd. Het mag worden gezien als een volgende stap naar integratie van beleid.

En dat wordt hoog tijd. Nadat de opgave voor de samenleving sectoraal waren bepaald aan de ‘klimaattafels van Nijpels’, werden die in de Regionale Energiestrategieën (RES’en) voornamelijk uitgewerkt door beleidsmensen uit de sectoren energie en duurzaamheid. De aanwezigheid van de RO-ers was sporadisch.

Het gemis daarvan is evident nu het aankomt op de ruimtelijke inpassing van nieuwe energie-infrastructuur: van transformatiestations en hoogspanningsleidingen tot wind- en zonneparken. Bij de ontwikkeling van alle alternatieve energiebronnen, bij het transport en de aansluitingen van duurzame energie; overal spelen ruimtelijke aspecten.

Ruimteclaims

Op alle overheidsniveaus is het een enorme uitdaging om te bedenken wat de ruimtelijk consequenties zijn van ons energiesysteem van de toekomst, in het bijzonder hoe je die nieuwe voorzieningen een plek geeft tussen de andere ruimteclaims.

Het kabinet heeft bepaald dat gegeven de klimaatverandering water en bodem sturend worden voor de ruimtelijke inrichting van ons land. Je kunt daarbij de energievoorziening ook een sturend principe noemen, want zonder duurzame energievoorziening gaan we de klimaatdoelen niet halen.

Wat de opgave in alle RES’en is weten we inmiddels, nu nog de vraag waar en hoe dat is te realiseren. In alle regio’s buigen beleid en bestuur zich daarover, in samenspraak met energiemaatschappijen, netbeheerders, natuurbeheerders en burgers. Die laatste twee spelen een cruciale rol voor het draagvlak en dus het soepel lopen van planologische procedures. En er is veel onderzoek nodig, naar de milieueffecten van grootschalige infrastructuur bijvoorbeeld.

Overheden hebben met dit alles natuurlijk al de nodige ervaring, ook al hebben ze nog lang niet allemaal voor ogen, laat staan in plannen van aanpak vastgelegd, hoe ze de energietransitie gaan vormgeven en eventueel koppelen aan andere opgaven.

Met name bij kleinere en middelgrote gemeenten is een grote behoefte aan meer menskracht om die complexe en weerbarstige planologische werkelijkheid het hoofd te bieden.

Energieplanologie

Voor energiemaatschappijen en netbeheerders is het een betrekkelijk nieuw terrein dat ze betreden. Daar moeten ze wennen aan de veelheid van belangen waar je mee te maken hebt als je beslag legt op de ruimte, waar dan ook in dit land.

Het schept zeker ook kansen om opgaven te combineren, zoals tal van voorbeelden laten zien. We hebben er de afgelopen jaren verschillende beschreven in ROm. Zo worden tussen Tilburg en Loon op Zand bij de bouw van een nieuw hoogspanningsstation tegelijk de natuur en recreatiemogelijkheden versterkt (Met Hoogspanningsstation Tilburg het landschap verbeteren, in ROm mei 2022).

Het vergt de nodige kwaliteiten en ervaring om zulke processen te managen, waar vaak externe experts voor worden ingehuurd. Overheden doen voor projectmanagement, procesbegeleiding bij planvorming, participatietrajecten en noem maar op steeds vaker een beroep op gespecialiseerde marktpartijen.

Die verdienen er een goede boterham aan. Maar ook daar begint het te knellen. We horen bij verschillende bureaus in de markt, dat die kampen met een structureel tekort aan gekwalificeerde mensen voor deze klussen. Het vraagt zulke specifieke kennis- en vaardigheden, dat hebben maar een paar mensen bij elk bureau in huis.

Daarom is Antea Group bezig met een specifiek opleidingstraject voor energieplanologen. ‘Vraag is er genoeg, probleem is het gebrek aan mensen die weten hoe energiesystemen werken én thuis zijn in de ruimtelijke ordeningsprocessen’, zegt Henri Deelstra, directeur van de businesslijn Stad & Klimaat bij dat ingenieursbureau.

Hij vertelt wat een enorme opgave er ligt. Alleen al in Amsterdam moeten er dertig nieuwe onderstations voor duurzame stroom bij komen, waar allemaal ruimtelijke procedures voor nodig zijn. ‘De energiewereld vindt dat heel ingewikkeld. Die hebben honderd jaar lang vooral beheerd, nu moeten ze gaan ontwikkelen. Dus zijn ze aangewezen op bureaus als Antea Group.’

Hulpmiddel

Arjan Raatgever, adviseur ruimtelijke ontwikkeling en duurzaamheid bij TwynstraGudde, heeft zojuist een handreiking geschreven om de RES-ambities te realiseren. ‘Zie het puur als een hulpmiddel voor met name gemeenten en netbeheerders om te kunnen afwegen welke ruimtelijke instrumenten je kunt gebruiken bij de uitvoeringsstrategie’, zegt hij. ‘Hoe je ruimtelijk kunt sturen op regionaal en gemeentelijk niveau en het biedt een daarop gebaseerd en door ons ontwikkeld beslismodel voor de besluitvorming van een energieopwekproject.’

De nadruk in dat beslismodel ligt op grondbeleid en de rol, actief of faciliterend, die de gemeente daarbij wil en kan spelen. Uit een onderzoek voor het Nationaal Programma RES (NPRES) bleek namelijk dat het gemeentelijk instrumentarium voor de fysieke leefomgeving en vooral de instrumenten voor grondbeleid onderbelicht waren in de RES-instrumentenkist.

Ook Raatgever wijst op de noodzaak dat beide werelden, die van de energie en de RO, snel samen integraal naar de kolossale opgave van de energietransitie gaan kijken. ‘Dat waren altijd gescheiden werelden. Met en plannetje hier en plannetje daar kom je er nu niet meer.’

De wal keert het schip. Zo’n ander toepasselijk spreekwoord voor de trend die zich nu aftekent en waarin twee voorheen gescheiden beleidsvelden de komende tijd in elkaar gaan vloeien. We gaan het zien bij klimaatadaptatie en verstedelijking, met als drijver de woningbouwopgave en de beleidslijn om water en bodem sturen te laten zijn.

We gaan het zien bij de transformatie van het landelijk gebied die op stapel staat met de landbouwhervorming, het natuurherstel en de revitalisering van dorpen. Omdat het niet anders kan, omdat de ruimte nou eenmaal beperkt is en in deze tijd alles met elkaar samenhangt.